Er is een duidelijk verschil van mening tussen de Nederlanders en Amerikanen over wat een pannenkoek is. Amerikanen vinden ‘m dik en fluffy, met karnemelk en bakpoeder erin waardoor het een sponzig ding wordt dat perfect is om liters maple syrup mee op te zuigen. Niks mis mee. Maar in het Nederlands is een pannenkoek wat anders: een licht, dun, vrolijk plakje pret met poedersuiker. Of met andere fratsen zoals frambozen met vanilleijs.

Mijn moeder maakt de beste. Dat leidde vroeger al tot een hoop plezier en spektakel bij ons thuis, inclusief een heuse vrijdagmiddagtraditie en een pannenkoekenvreetwedstrijd tussen een van mijn vrienden en onze hond.

Ik zal je leren hoe het moet.

Dit heb je nodig (ongeveer 2 personen):

• 250 gram bloem
• 4-6 eieren
• snufje zout
• 500 ml melk
• boter om in te bakken

en dan nog beleg, bijvoorbeeld:

• frambozen en vanilleijs
• spek
• suiker en citroensap (probeer dit, lekkerder dan het klinkt)
• dunne plakjes appel met kaneel
• stroop
• geraspte kaas

 

Het beslag

Pak een kom en dump daar de bloem in, zo hard als je kan, dat is leuk want dan is meteen je hele keuken vrolijk wit. Doe er een snufje zout bij. Breek daar de eieren in en meng het met een mixer of een garde tot het een dik papje is en je geen losse bloem meer ziet.

Roer nu de melk, in kleine scheutjes tegelijk, door het mengsel. Giet er pas de volgende scheut in als alles is opgenomen, en zorg dat je niet teveel tegelijk doet, anders heb je kans dat het gaat klonteren. Dit is ook het moment om er per ongeluk een half flesje bier in te laten vallen.

Als het beslag ongeveer zo dik is als ongeklopte slagroom, dan ben je in business.

Het bakken

Zet een pan op hoog vuur, en doe er een klontje boter in als hij goed heet is. De pan is te koud als de boter niet binnen een paar seconden helemaal gesmolten is, maar te heet als de boter meteen bruin wordt. Het kost heel even experimenteren om de sweet spot hierin te vinden (wat een van de redenen is waarom de eerste pannenkoek vaak mislukt), maar ik heb vertrouwen in je.

Pak nu een soeplepel en doe een schep van het beslag in de pan en hou hem scheef om het beslag over de pan te verdelen. Ook hierbij heb je een sweet spot: het moet nét genoeg beslag zijn om de hele bodem te bedekken, maar het moet geen dikke laag worden:hoe dunner hoe beter. Dat is vrij lastig, want je pan is vrij heet, waardoor het beslag meteen stolt en je weinig tijd overhoudt om te wiebelen en/of er extra beslag bij te doen. Experimenteer, dan heb je het zo onder de knie.

Draai de pannenkoek om zodra de onderkant mooi goudbruin is. Mijn moeder had daar altijd een trucje voor: meestel is dat namelijk zover zodra de bovenkant droog is geworden. Dat lijkt te werken. Je krijgt sowieso bonuspunten als je hem gooiend weet om te draaien.

De Toren

Leg de gelukte pannenkoeken in een stapel op een bord, het liefst in een oven op de allerlaagste stand om ze warm te houden (max 50 graden of zo). Protip: als je een klein schoteltje op de kop in het midden van het bord legt en daar de pannenkoeken overheen drapeert, liggen ze mooi bol en lijken het er veel meer. Zet als je klaar bent de hele toren op tafel en laat iedereen aanvallen en knorrend zichzelf bevuilen met poedersuiker.

Herhaal dit elke vrijdagmiddag.

Ik kon het ook niet laten om te schrijven over wat er allemaal gebeurde op die vrijdagmiddagen dat mijn moeder stapels pannenkoeken bakte. Lees het hier: